Het woonplaatsbeginsel wordt per 1 januari 2021 aangepast. Voor het bepalen van de woonplaats wordt vanaf komend jaar aangesloten bij de Basisregistratie Personen (BRP).
Achtergrond
Sinds 1 januari 2015 zijn gemeenten in het kader van de Jeugdwet verantwoordelijk voor alle ondersteuning, hulp en zorg van en aan jeugdigen bij opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en stoornissen. Om de verantwoordelijke gemeente voor deze hulp aan jeugdigen te bepalen, is het woonplaatsbeginsel opgesteld en beschreven in de Jeugdwet. De huidige definitie van het woonplaatsbeginsel luidt: De gemeente van de feitelijke woonplaats van de ouder met gezag is (financieel) verantwoordelijk. Deze definitie levert problemen op.
Problemen in huidig beginsel
Jeugdhulpaanbieders en gemeenten lopen tegen 3 problemen aan:
- Er moet altijd worden bepaald waar het gezag ligt. Het gezagsregister moet hiervoor worden geraadpleegd. Maar dit register is niet altijd actueel. Hierdoor is een beoordeling van de uitspraken nodig om het gezag vast te stellen. Dit kost erg veel tijd.
- Definitie van woonplaats is te globaal. De wet definieert de woonplaats als de plaats waar de ‘woonstede’ zich bevindt. Dit is te globaal. Bij probleemcasussen – met duurdere jeugdhulp – is de woonplaats vaak moeilijk te achterhalen.
- Verkeerde prikkel voor voogdij. Bij voogdij is de woonplaats van het kind leidend, zodat gemeenten met jeugdinstellingen financieel verantwoordelijk worden en niet meer de gemeente van afkomst.
Daarom wordt de Jeugdwet aangepast
Voor het aanpassen van het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet bestaat onder jeugdhulpaanbieders en gemeenten een breed draagvlak. In het nieuwe woonplaatsbeginsel hoeft voor het bepalen van de verantwoordelijke gemeente straks het gezag niet meer te worden uitgezocht. Voor de woonplaats wordt vanaf 1 januari 2021 aangesloten bij de Basisregistratie Personen (BRP).
Wat is het uitgangspunt van de wetswijziging?
Het nieuwe uitgangspunt voor het woonplaatsbeginsel is dus vanaf 1 januari 2021 de gemeente waar de jeugdige zijn woonadres heeft volgens de Basisregistratie Personen (de BRP). Deze definitie (die van toepassing is voor jeugdhulp zonder verblijf) is duidelijker en eenvoudiger. Bij jeugdhulp met verblijf geldt als woonplaats de gemeente waar de jeugdige onmiddellijk voorafgaande aan zijn verblijf zijn woonadres in de zin van de Wet basisregistratie personen had. De gemeente waar de jeugdige vandaan komt, blijft dus verantwoordelijk voor de jeugdige en voor de kosten van de jeugdhulp van deze jeugdige.
Aanpassing op 4 sporen
Het woonplaatsbeginsel aanpassen vraagt inzet op de volgende sporen:
- Wetswijziging
De nieuwe definitie van het woonplaatsbeginsel wordt in de Jeugdwet opgenomen en daarom moet de wet worden gewijzigd. De wetswijziging treedt naar verwachting op 1 januari 2021 in werking.
- Aanpassing van het verdeelmodel
Met de wijziging van het woonplaatsbeginsel wordt het budget voor voogdij en 18+ op een andere wijze verdeeld. Met het oog op het kunnen verwerken van wijzigingen in de inkoopcontracten, is het streven om in 2019-2020 helderheid te bieden over de financiële effecten die de wijziging van het woonplaatsbeginsel met zich meebrengt.
- Implementatie: administratieve processen en afspraken
Om het nieuwe woonplaatsbeginsel te kunnen toepassen, moeten gemeenten en jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen hun administratieve processen gaan aanpassen. Hiervoor wordt een implementatietraject ingericht. Er wordt toegewerkt naar de inwerkingtreding van de nieuwe definitie van het woonplaatsbeginsel per 1 januari 2021.
- Ontwikkelen van een nieuwe woonplaatstool
De realisatie van een nieuwe woonplaatstool vraagt (technische) voorwaarden. De woonplaatstool zal in een apart implementatietraject worden ontwikkeld. In het beoogde traject wordt onderzocht op welke wijze zowel gemeenten als aanbieders gebruik kunnen maken van een dergelijke tool.
Bron: VNG